Identiteitscontrole van groepen via adreslijstvoorzieningen inschakelen voor Remote Desktop
Je kunt Remote Desktop-identiteitscontrole beheren door groepen te gebruiken op een adreslijstserver. Om identiteitscontrole op basis van groepen voor Remote Desktop-toegang in te schakelen, maak je de groepen aan in het hoofdadreslijstdomein voor adreslijstvoorzieningen. Je moet toegang hebben tot de server met gebruikers en groepen van je organisatie.
Maak in Remote Desktop groepen met Remote Desktop-toegangsbevoegdheden aan.
Voeg gebruikers aan de groepen toe.
Zorg dat de te beheren clientcomputers aan je adreslijstsysteem zijn gekoppeld.
Stel voor de clients identiteitscontrole via adreslijsten in met behulp van de functie 'Wijzig clientinstellingen' of door een aangepast installatieprogramma aan te maken.
Zie Commando's op afstand uitvoeren voor informatie.
Verbind de clientcomputers met een netwerkaccountserver (dit wordt ook wel "koppelen aan een adreslijstserver" genoemd) door de volgende stappen uit te voeren. (Mogelijk moet je als gebruiker met beheerdersbevoegdheden inloggen op de computer om de instellingen van de netwerkaccountserver te wijzigen.)
Mogelijk moet je inloggen als lokale beheerder om de instellingen voor de netwerkaccountserver te wijzigen.
Kies Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Gebruikers en groepen'.
Selecteer 'Inlogopties'.
Klik op 'Verbind', geef de domeinnaam van de adreslijstserver op en klik op 'OK'.