De verstedelijking nam in de Late Middeleeuwen een hoge vlucht. Het gevolg was dat steeds meer mensen met hetzelfde beroep bij elkaar in de buurt kwamen wonen. Veel van hen besloten de krachten te bundelen in gilden, een soort beroepsverenigingen. Voor vrijwel iedere beroepsgroep bestond er een gilde, van bakker tot kunstschilder.

De exacte rol van een gilde verschilde per plaats. Veel gilden legden kwaliteitsregels vast, creëerden monopolieposities en beïnvloedden met hun aanzienlijke macht de lokale overheden. Je kunt je voorstellen dat wanneer vrijwel alle wevers van de stad dreigen het werk neer te leggen, lokale machthebbers geneigd zijn hun wensen in te willigen.

Hoe werd je lid van zo’n gilde? Wat was de rol van vrouwen? En hoe zag een werkdag eruit? Deze dingen wil je weten over gilden in de Middeleeuwen.

1. Niet iedereen bereikte de top

Lid van een gilde werd je niet zomaar. Je begon onderaan, als leerling. Je werd vaak als kind naar het huis van een meester gestuurd, iemand die zijn sporen al had verdiend. Hij leerde je de kneepjes van het vak en gaf je kost en inwoning. Daarvoor ontving hij een toelage.

Afhankelijk van de regels van het gilde groeide je na één of meerdere jaren door tot gezel. Pas dan ontving je een loon en mocht je voor andere meesters werken. Deed je het werk goed en waren de meesters van het gilde je goedgezind? Dan kon je na het afleggen van je meesterproef officieel toetreden. Als meester had je het recht zelf een leerling aan te nemen en een werkplaats te openen.

Toch ging het volgens de Franse advocaat en rechtsfilosoof Georges Renard (1876-1943) lang niet altijd zo. In zijn boek Les guildes au Moyen Âge schrijft hij dat het meesterschap dikwijls van vader op zoon werd overgedragen: bloedlijn was belangrijker dan kunde. Sommigen bleven voor eeuwig gezel, anderen groeiden in één keer door van leerling naar meester. Kortom: de top bereiken binnen een gilde was niet zo rechtlijnig als vaak wordt gedacht.

2. Universiteiten zijn ontstaan uit gilden

Het woord universiteit associëren we tegenwoordig met een instelling waar je heengaat om te leren, maar in de Middeleeuwen was het Latijnse woord universitas een ander woord voor gilde. Er waren ook academische gilden, zoals in Parijs, Oxford en Bologna. De Universiteit van Parijs begon als Universitas magistrorum et scholarium, een gilde van meesters en leerlingen. Vanuit deze academische gilden ontstond de universiteit zoals we die nu kennen. En dat niet alleen: ook een van ’s werelds bekendste geheime genootschappen is ontstaan uit een gilde.

3. De werkdag liep van zonsopgang tot zonsondergang

Volgens Renard was het voor gildeleden niet toegestaan om in het donker te werken. Elektrisch licht was er nog niet en met alleen kaarslicht kon je niet zo veel beginnen. Daarom liep de werkdag van zonsopgang tot zonsondergang. In de zomer was een werkdag dus veel langer dan in de winter.

Parijse gezellen en leerlingen klaagden vaak dat ze veel te lang moesten doorwerken. Daarnaast was het niet veilig om in het donker over straat te gaan. Dieven en andere criminelen sloegen dan hun slag.

4. Vrouwen mochten (bijna) nooit meester worden

Vrouwen kregen lang niet altijd toestemming om deel te nemen aan een gilde. Er waren wel gilden die exclusief voor vrouwen waren, zoals de zijdegilden in Parijs en die van de goudspinners in Genua, maar dat was een zeldzaamheid. De enige manier voor een vrouw om meester te worden, was wanneer haar man meester was en kwam te overlijden. Zij mocht zijn plek innemen, op voorwaarde dat ze ervaring had opgedaan met haar man en niet opnieuw trouwde.

Toch werd dit recht door andere gildeleden vaak betwist. Zo wilde het Franse bakkersgilde van Pontoise in 1263 vrouwen het overnamerecht ontnemen, omdat ze niet sterk genoeg zouden zijn het deeg te kneden. Dit werd door het Parlement verhinderd.

5. Gildeleden zorgden voor elkaar

Misschien wel een van de grootste voordelen van gildelid zijn, was de sociale zekerheid die je ervoor terugkreeg. In gildehallen werden grote banketten en feesten gehouden. Had een gildelid geldproblemen? Dan schoten andere meesters te hulp. Ook medisch gezien werd er goed voor je gezorgd. In het Italiaanse Florence hadden de timmerlieden en metselaars hun eigen ziekenhuis. Kwam een van de gildeleden te overlijden, dan sloot iedereen zijn winkel om naar de begrafenis te komen. Broederschap werd door leden heel serieus genomen.

Dit vind je vast ook interessant: waarom was de postbode in de Middeleeuwen van levensbelang. En kloppen deze mythes over de Middeleeuwen wel?

Nog niet uitgelezen? Schrijf je ook in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.

Headshot of Roeliene Bos
Roeliene Bos
Online redacteur

Roeliene is freelance wetenschapsjournalist. Ze levert onder meer bijdragen aan National Geographic en KIJK Magazine. Ze is dol op reizen, godsdienstgeschiedenis en een stevige wandeling.