Twee dagen mochten wij ons onderdompelen in de meest recente wetenschappelijke inzichten over wat we kunnen doen om het tekort aan meiden en vrouwen in beta, techniek en IT aan te pakken. Dit gebeurde tijdens de Network Gender & STEM Conference 2024 die dit jaar gehouden werd bij de Heidelberg University.
Enkele interessante inzichten de we daar opdeden:
- Ouders en leraren hebben een even grote invloed op meiden als het gaat om wel of niet kiezen voor wiskunde op de middelbare school. Ouders en leraren hebben ook invloed als het gaat om het kiezen van een STEM-studie.
- Perceptie doet ertoe. Als meiden van zichzelf vinden dat ze niet goed zijn in exacte vakken (ook al blijkt dat niet uit de cijfers), dan leidt dat tot minder interesse in exacte vakken.
- Genderstereotypen zijn sterk aanwezig zijn in de samenleving - vooral in landen die goed scoren in de Gender Equality Index zoals Nederland. Die genderstereotypen hebben een negatieve impact op het self-concept, de keuzes en science-identity (de mate waarin meiden zichzelf zien als een scientist).
- Kinderen hebben expliciete stereotypen dat programmeren iets voor jongens is. De meeste kinderen – zowel jongens als meiden – hebben weinig interesse om programmeur te worden. Als ze al ervaring hebben met programmeren thuis of via buitenschoolse activiteiten, dan is de kans groter dat ze programmeur willen worden (maar het kan ook zijn dat ze hier programmeren omdat ze interesse hebben in het worden van programmeur). Dit is onderzoek van onze collega Shirley de Wit.
- De beschrijving van een vak doet ertoe. Als het nut van het vak en wat je leert meer naar voren komt, werkt dat een stuk beter om meiden aan te trekken. Beschrijvingen van vakken (en studies) zouden daarom minder alleen een technische omschrijving moeten zijn en meer moeten gaan wat je met het vak kunt waarbij het moet aansluiten bij de belevingswereld van meiden.
- De eerste ervaringen in een STEM-studie kunnen bepalend zijn of vrouwen verder gaan in studie of later beroep. Interventies, zoals mentoring of leernetwerken kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Ook interventies die ervoor zorgen dat ze al kennis kunnen maken met andere studenten en een eventuele ally kunnen vinden, is belangrijk voor het thuisvoelen in een team.
Onze collega’s Sahar Yadegari, Shirley de Wit en Rian van Heur gingen in een paneldiscussie, paperpresentatie en netwerksessie in gesprek met de 120 onderzoekers om na te gaan hoe we al deze kennis beter bij beleidsmakers, schoolleiders, leraren en ouders kunnen brengen.
VHTO is de mede-oprichter van het wereldwijde netwerk van wetenschappers op het thema Gender & STEM. Grote dank aan de organisatie Helen Watt, Rebecca Lazarides en gastvrouw Birgit Spinath.